Fotobeurs Op de Amsterdamse fotobeurs Unseen valt dit jaar op dat veel kunstenaars focussen op de materiële kant van fotografie. „Ze zien een foto niet als een print in oplage maar als een object.”
„Mijn foto’s zijn imperfect. Het kan dat het papier gekreukeld is, het beeld niet scherp. Die zogenaamde foutjes zijn essentieel, ze zijn onderdeel van het proces. Daardoor is elke foto uniek. Ook al maak ik het in een oplage van drie, dan nog zijn al die versies net iets anders, omdat ze met de hand gemaakt zijn.”
Sinds 2014 wandelt de Nederlandse fotograaf en filmmaker Joost Vandebrug (39) langs de Donau, door landen als Moldavië, Oekraïne en Roemenië, langs de grenzen van Bulgarije en Servië. Onderweg raapt hij losse blaadjes op en halfvergane bloemen, stenen en zand. Eenmaal thuis fotografeert hij die door een microscoop en drukt ze af middels een pigmenttransfer („Een procedé waarbij je met verf een fotoprint op een ander papier drukt”) op handgemaakt Japans washi-papier. „Je kan mijn werk zien als een soort materiaalonderzoek”, zegt Vandebrug. „Wat is er allemaal mogelijk? Hoe kan je door de keuze van bijvoorbeeld je papier nog een extra laag toevoegen? Ik beeld dingen uit de natuur af, en druk die af op papier waarin die natuur óók weer zichtbaar is. In dat delicate washi-papier zie je nog zaadjes, de nerven van de bladeren, boomhars.”
Het werk van Vandebrug is dit weekend te zien in de stand van de Antwerpse Ingrid Deuss Gallery tijdens de fotobeurs Unseen op het Amsterdamse Westergasterrein. Wat opvalt, zegt directeur Roderick van der Lee, is dat net als Vandebrug veel kunstenaars focussen op de materiële kant van de fotografie. „Ze zien een foto niet als een print in oplage maar als een object. Steeds vaker gaat het om unica. Ze zoeken naar de vormen die fotografie kan aannemen en bevragen met hun werk: wat is een foto eigenlijk? Het is een reactie op het feit dat fotografie zo alomtegenwoordig en digitaal is. Fotografen gaan steeds vaker aan de slag met het handmatige, het tastbare.”
Modderige prints
Het is een trend die al langer aan de hand is en die we terugzien in de indrukwekkende serie Zilverbeek van de Belgische Lucas Leffner (galerie Intervalle), die ‘mudprints’ maakt met modder uit een rivier waarin een fotofabriek ooit zilver zou hebben geloosd; en in het werk van de Franse Ilanit Illouz (Galerie Fontana), met foto’s van een vallei in de buurt van de Dode Zee, waarbij ze het zout gebruikt dat hier vandaan komt. We zien het ook in het grote aantal collages op Unseen; zoals de sixties-pin-ups van KYoung (The Ravestijn Gallery) en de archeologische beelden van Giovanna Petrocchi (Flatland). Deze kunstenaars knippen en plakken, mixen en matchen, en richten zich – in een tijd dat iedereen fotograaf is en die beelden eindeloos deelt op sociale media – liever op het analoge dan het digitale.
Bekijk ook deze fotoserie over fotobeurs Unseen
Waren er op de voorgaande edities meerdere exposities te zien, dit jaar is dat er slechts één. In Unbound, samengesteld door Marcel Feil, voormalig artistiek directeur van Foam, ligt de nadruk op ‘multidisciplinaire fotografische projecten van vaak monumentale afmetingen’. In de enorme hal van het Transformatorhuis is onder andere een grote video-installatie te zien van Maarten Baas (galerie Ron Mandos) en pakt de Fransman Kévin Bray (Stigter Van Doesburg) stevig uit met een bijna duizelingwekkende mix van onder andere illustraties, schilderkunst, beeldhouwkunst en oh ja, fotografie.
De liefhebber van iets minder wild en groot en liever iets voor thuis-aan-de-muur hoeft zich geen zorgen te maken. Unseen toont meer dan voldoende ‘gewone’ fotografie. Nu er voor het eerst ook werk te zien is van voor 2000, is het niet verwonderlijk dat we deze, meer klassieke fotografie ook tegenkomen bij fotografen die naam maakten voordat het digitale tijdperk zijn intrede deed: Bertien van Manen en Robby Müller (Annet Gelink), Eddy Posthuma de Boer (Torch) en August Sander (Galerie Julian Sander). Ook monumentaal, maar dan anders.